dinsdag 25 oktober 2016

Free fighting

Ruim een week geleden zag ik bij de uitzending van Nieuwsuur een reportage over 'free fighting' of 'hooliganfreefighting: twee groepen supporters van verschillende voetbalclubs die met elkaar afspreken ergens buiten op een afgelegen plek óp het platteland. Wat ze gaan doen is met elkaar vechten, met een minimum aantal regels: gelijk aantal, afgesproken tijd (van 1 tot 5 minuten) en dan mag (bijna) alles, en gaan ze los.
Het deed me denken aan films over vroeger waarin je twee legers elkaar ziet naderen, wapens in de aanslag. Hier waren het dus vuisten in de aanslag. Een eerlijk gevecht kun je zeggen als je het vergelijkt met de onzichtbare manieren van oorlog voeren van tegenwoordig. 'Voetbal is oorlog', wordt hier dus zichtbaar.

Ik vond het naar en beangstigend om te zien, maar dat zal voor iedereen anders zijn.
We kunnen er van alles van vinden, en dat mag, natuurlijk.


Moet je het verbieden?
Moet je het toestaan?
Moet je het toejuichen?

In dezelfde uitzending wordt een hoogleraar klinische psychologie aan het woord gelaten die openlijk zegt dat hij het prima vindt wat er gebeurt omdat de agressie er toch uit moet....
En dat gaat me te ver.
Te ver omdat het een publieke figuur is wiens mening daardoor meer waarde wordt toegedicht.
Te ver omdat deze hoogleraar leiding geeft aan een faculteit waar psychologie wordt gedoceerd, 'leer van de ziel', wetenschap die het (individuele) menselijk denken en gedrag bestudeert. En vervolgens gaan deze studenten mensen in de maatschappij helpen die zijn vastgelopen.
Te ver omdat allang bekend is dat wat je voedt, groeit. Dus voedt je je agressie, dan wordt je agressiever, en de volgende keer doe je er  nog een schepje bovenop. Ik bedenk me hoe het is als ze die avond weer thuis komen, hoe ze hun vriendin, hun familie bejegenen, en vrees het ergste.

Wat dan?
Natuurlijk heb ik het antwoord niet.
Maar ik mis iets, en dat lijkt steeds structureler te worden.

Hoe kan ik dat het beste verwoorden?
Is het dat ik schrik van de onverschillige toon van deze hoogleraar?
Is het gevoel dat ik mis? Afschuw, medelijden, compassie?


Laat ik helder zijn, ik vind het zelf heel lastig om compassie te voelen voor mensen die elkaar moedwillig afrossen. Toch meen ik dat achter ieder ongewenst gedrag een  verlangen zit, naar erkenning, gezien worden, erbij willen horen, en uiteindelijk een verlangen naar liefde.

Michelle Obama sprak in haar geweldige speech over rol modellen die we nodig hebben. Rolmodellen die ons bij ons verlangen oproepen het beste van onszelf te willen leven. 
In haar speech ging het over de manier waarop vrouwen bejegend worden, maar het is breder: hoe wil je met je (onbekende) medemens omgaan, ook als hij of zij heel anders denkt dan jij, op een andere politieke partij stemt, supporter is van een andere voetbalclub, een andere religie aanhangt? 



Wat ik mis is de zorg, de zorg van mannen die zich vader van alle jongeren voelen, wie het aan het hart gaat dat jongens elkaar moedwillig afrossen, een vreemde stompen in het gezicht, schoppen waar ze kunnen. Wat ik mis is de bereidheid dit gedrag te willen kanaliseren en manieren te vinden waarin frustratie en agressie geuit kunnen worden op een meer constructieve wijze.

Mannen die zich mentor (willen) voelen van onze jongeren.
Is dat mogelijk?
Ik hoop het met heel mijn hart.
Hoe?
Het begint met een keuze: je niet willen afwenden van wat er gebeurt, maar je medeverantwoordelijk voelen voor wat er om je heen gebeurt.

En vanuit die houding jouw bijdrage leveren, op wat voor manier dan ook, met vallen en opstaan.
Als we maar uit de onverschilligheid blijven.